De geschiedenis van Mennistenerf begint in de eerste helft van de jaren vijftig. In 1954 kocht de Doopsgezinde Gemeente Zaandam het laatste onbebouwde terrein aan de H. Gerhardstraat om er een bejaardencentrum te bouwen. De Doopsgezinde zusters en broeders werkten op winteravonden bij Verkade en Albert Heijn om met het verdiende geld de bouw te steunen. Acht jaar later, op 25 januari 1962, opende de commissaris van de Koningin in Noord-Holland het Mennistenerf, bestaande uit een hoofdgebouw en de aanleunwoningen aan de H. Gerhardstraat.
De naam Mennistenerf is afgeleid van de naam van de voorman van de eerste Doopsgezinden in Nederland: Menno Simonsz.
In de jaren tachtig werd duidelijk dat het hoofdgebouw niet meer aan de eisen van die tijd voldeed. De kamers waren aan de kleine kant en er was geen eigen douchegelegenheid. Eerst was het plan om het bestaande Mennistenerf te renoveren. Uiteindelijk werd besloten om voor nieuwbouw te kiezen. De toenmalige eigenaar Woonzorg Nederland bouwde in 1993 het huidige hoofdgebouw van Mennistenerf en de woningen aan de Menno Simonszsstraat. De aanleunwoningen aan de H. Gerhardstraat bleven staan. Op 21 september 1993 vond de officiële overdracht en opening plaats door de NCHB, de Nederlandse Centrale Huisvesting Bejaarden, nu Vestia.
Geschiedenis van de doopsgezinden
De doopsgezinden beginnen hun geschiedschrijving meestal bij de gebeurtenissen van de 16e eeuw, tijdens de Reformatie. Ze zijn de gematigde geestelijke nazaten van een beweging radicale christenen die met vele andere protestanten de Rooms-Katholieke Kerk de rug toekeerden en hun eigen (geloofs)weg gingen. Zij werden dopers of wederdopers genoemd, omdat zij zich als volwassenen lieten dopen. De doopsgezinde traditie is vooral gericht op verdraagzaamheid. Van oudsher is de doperse geloofsbeweging tolerant naar andere levensbeschouwelijke tradities.
Doopsgezinden in de Zaanstreek
Er zijn doopsgezinden in de Zaanstreek vanaf 1530. Omstreeks 1543 bestond er al een gemeente in ’t Kalf (Zaandam Noord-Oost). Zij noemden zich de Waterlandse doopsgezinden. Ze kwamen bijeen in een schuur. De ‘vermaning’ stond aan het Grote Glop aan de Oostzijde, waar nu de Prins Bernardburg over de Zaan ligt. Leraar was Klaas Noome, die in datzelfde jaar door de inquisitie gevangen genomen werd. Omdat niemand van de leden goed kon lezen, en zijn zoon Klaas het lezen van zijn vader had geleerd, las hij voortaan uit de bijbel voor in de dienst. In 1573 werd Zaandam vanuit Amsterdam door Spaanse soldaten van Bossu bezet. In 1578 ging Amsterdam over op de Prins van Oranje en verdwenen de Spaanse troepen uit Zaandam (dit leidde tot de viering van de 3e Pinksterdag in de Zaanstreek).
Omdat de Zaanstreek enigszins afgelegen lag en daardoor tijdens de vervolgingen relatief veilig was, werd het een toevluchtsoord voor hen die aan geloofsvervolging bloot stonden.
Door het verraad van Renneburg in 1580 was Friesland niet meer veilig en kwamen vele Friese doopsgezinden naar de Zaanstreek. Toen in 1584 Antwerpen in Spaanse handen viel, kwamen ook Vlaamse doopsgezinden naar de Zaanstreek. En door de toenemende welvaart op het gebied van scheepsbouw, handel en scheepvaart was er ook een immigratie van dopersen uit andere streken van ons land.
In 1948 kwam een fusie tot stand van de Vereenigde Gemeente met de Waterlandse van de Oostzijde. De gemeente ging toen verder onder de naam ‘De Doopsgezinde Gemeente Zaandam’.