Dit is een ode aan handen die helpen
die wonden verbinden en bloedingen stelpen
die kussens herschikken, infusen aanleggen
die zonder te spreken zo veel kunnen zeggen
die pijnstillers geven en pleisters lostrekken
patiënten die niet kunnen slapen toedekken
die oude mevrouwen op poepstoelen zetten
die vegen, die poetsen, die zalven, die betten
die koorts kunnen voelen en troosten bij pijn
wat is het toch goed dat die handen er zijn.

Dit is een ode aan oren die luisteren
ze horen het schreeuwen, ze horen het fluisteren
van al die patiënten die thuis blijven wonen
en die zich soms nauwelijks nog buiten vertonen
ze zijn slecht ter been en diep in de honderd
maar naar een verzorgingshuis, nee ben je bedonderd
de oren die vangen de eenzaamheid op
soms schamen de oren zich van hun kop
ze hebben altijd te weinig tijd
ze moeten verder, tot hun grote spijt
maar morgen zijn ze er weer
en morgen weer en morgen weer

dit is een ode aan ogen die kijken
ze zien vaak mensen aan ouderdom bezwijken
ze doen wat ze kunnen, maar ze zijn met te weinig
en toch, toch zijn ze nooit chagrijnig
althans niet chagrijniger dan sommige ouden van dagen
die het leven nauwelijks nog kunnen dragen
ze strompelen naar het einde, ze zijn zo moe
ze gaan uiteraard allemaal naar de hemel toe
in een verpleeghuis is niemand arm, is niemand rijk
iedereen is voor de ouderdom gelijk
een professor, een chauffeur
allebei zo dement als een deur

Dit is een ode aan het hoofd dat altijd klaarstaat
als het in het hoofd van iemand anders misgaat
het hoofd brengt rust, het geeft vertrouwen
het hoofd dat sust, op zo’n hoofd kun je bouwen
het is kopzorg dat het biedt, het hoofd
aan ontspoorden, door drank of drugs verdoofd
aan maniakken, bipolair gestoorden
of mensen die van plan zijn iemand te vermoorden
het hoofd brengt kalmte, rede, vrede
het hangt nooit, nooit naar beneden.

Dit is een ode aan de voeten
die rennen, vliegen, draven, altijd moeten
een fietser is geschept, een blinde aangereden
een dronken man ligt op het spoor, nee, niet overleden
NS zet bussen in, he, godzijdank,
er rijden geen treinen, maar wat stonk die man naar drank
een vechtpartij, een hartstilstand
daar gaan de voeten weer, uitslaande brand
een zelfmoordenaar, altijd wel wat aan de hand
brancard in ambulance, aan de kant.

Handen, oren, ogen, voeten, zusters, broeders
helden, bikkels, vaders, moeders
er komt een dag als ik oud en ziek en moe ben
en niet meer zo goed weet waar ik aan toe ben
dat jullie mij weten te vinden
want jullie zijn het’ die Nederland verbinden!
Wat een heerlijke gedachte
Dat eens jullie handen, jullie ogen, jullie hoofden, jullie voeten, jullie harten op mij wachten.

Gedicht van Vincent Bijlo